Het streven van de definitie voor energiegemeenschap in Europa en op Nederlands niveau is geweest om ervoor te zorgen dat huidige opererende energiecoöperaties direct in de definitie passen. Het zou in principe niet dus nodig moeten zijn om nieuwe entiteiten op te zetten tenzij verschillende energiecoöperaties bijvoorbeeld gaan samenwerken in een regio om genoeg schaal en productie te hebben om energie te kunnen delen. Veel energiegemeenschappen zijn dus bestaande energiecoöperaties die hun ledenbestand gaan uitbreiden naar andere partijen in de omgeving. Dit is nodig omdat energiecoöperaties met alleen individuele consumenten op dit moment afnameprofielen hebben die niet goed passen op hun lokale productie. Er zal dus moeten worden gezocht naar leden gebaseerd op basis van het afnameprofiel en niet alleen op basis van hun investeringsvermogen. De energiegemeenschap zal zich dus uitbreiden van alleen burgers die investeren naar burgers, bedrijven en decentrale overheden die een gebalanceerd afnameprofiel hebben.

Aan de andere kant zien we ook nieuwe samenwerkingsverbanden ontstaan die ook binnen de definitie energiegemeenschap passen. Dit zijn dan vaak een samenwerking van verschillende soorten energiecoöperaties en/of gemeenten. Deze nieuwe entiteit is dan een coöperatie van coöperaties op lokaal niveau waarin afnemers en de productie-eenheden bij elkaar worden gebracht en waar gezamenlijk afspraken worden gemaakt over het verdelen van de stroom onder de leden van de energiecoöperaties.